Van de helling af
Wanneer komt wrijving van pas?
Wrijfkrachten kunnen ook bewust worden aangewend. Zo zorgt het profiel van een schoenzool ervoor dat je niet uitglijdt op een gladde ondergrond. Bij schaatsen moet de wrijving juist zo laag mogelijk zijn, want dan glijden ze het best over het ijs.
In welke situaties is wrijving wenselijk? En in welke situaties niet?
Bouw dit *kantelplatform*.
Hiermee kun je de wrijvingscoëfficiënt van verschillende objecten vaststellen.
Test hem.
Plaats het model op een stabiele en vlakke ondergrond. Als de ondergrond niet vlak is, zullen de hoeken en bijbehorende wrijvingscoëfficiënt incorrect zijn. Voer het programma uit en wacht totdat de tastsensor op het beeldscherm wordt weergegeven. Plaats het te onderzoeken object in het midden aan het einde van de helling. Druk op de tastsensor op Poort 1 om de test uit te voeren. Druk er opnieuw op zodra het object begint te schuiven.
Komt de helling tijdens de test langzaam omhoog? Worden de hoek en de wrijvingscoëfficiënt weergegeven?
De gyrosensor gebruiken
De gyrosensor mag niet bewegen wanneer je deze op de EV3-steen aansluit en tijdens het opstarten van de EV3-steen. Als de hoekmetingen van de gyrosensor veranderen terwijl de helling niet beweegt, moet je de sensor loskoppelen en vervolgens opnieuw aansluiten.
Je resultaten noteren.
Noteer in een tabel het experimentnummer, de hoek en de wrijvingscoëfficiënt. Zorg ervoor dat er voldoende ruimte overblijft om nog andere waarnemingen te noteren.
Voer het experiment uit en gebruik hiervoor de band. Voer het experiment vervolgens ook voor alle andere testobjecten uit.
Het experiment uitvoeren
Houd tijdens het uitvoeren van je experiment rekening met het volgende:
- De hoek van de helling en de wrijvingscoëfficiënt worden op het beeldscherm weergegeven.
- Voer het experiment minstens drie keer uit voor ieder testobject en gebruik de gemiddelde waardes om tot het meest betrouwbare resultaat te komen.
Geef een samenvatting van je resultaten.
Gebruik de gemiddelde wrijvingscoëfficiënt voor ieder object en orden de objecten aan de hand van hun structurele eigenschappen (zoals vorm, samenstelling en oppervlaktekenmerken).
Kun je uitleggen waarom sommige objecten al bij een kleine hoek beginnen te schuiven en andere pas bij een grote hoek? Kun je aan de hand van de structurele eigenschappen van je objecten de resultaten van je experimenten verklaren?
Hoe heb je het gedaan?
Wat heb je goed gedaan? Is er iets wat je beter had kunnen doen?
Cool! Nu weet je wat het verband is tussen structurele eigenschappen en wrijving. Hoog tijd om aan de volgende les te beginnen!