Dieren in hun habitats
Sofie, Daniel, Maria en Leo zijn in een woestijn. Ze vragen zich af hoe de dieren en planten overleven op een plek waar het zo droog is.
Voorbereiden
(LET OP: Deze les bevat een deel A en een deel B. Beide delen zijn belangrijk om de standaard volledig te kunnen leren. Als de tijd beperkt is, neem dan beide delen door om elementen te kiezen die aansluiten op de behoeften van je leerlingen.)
In deze les gaat de belangrijkste leerstof over het formuleren van een argument over manieren waarop habitats voldoen aan de behoeften van de planten en dieren die erin leven. Het ontwerpen en bouwen van een model biedt leerlingen een leuke, praktische kans om inzicht te krijgen in een bepaalde habitat en de bijbehorende bewoners. Moedig de leerlingen aan om hun ideeën voor een gekozen habitat en de planten en dieren die erin leven te ontwikkelen. Benadruk dat er niet één juist model is.
Overweeg om je leerlingen groepen van vier of meer in te delen door tweetallen te combineren en hen vervolgens een habitat toe te wijzen of elke groep een bekende habitat te laten kiezen. De paren binnen de groep bouwen dan verschillende dieren. Dieren in een groep moeten ten opzichte van elkaar op schaal gebouwd zijn, zodat een vos dus een stuk groter is dan een hagedis.
- Wetenschappelijke achtergrond - Dieren in hun habitats:
- De woestijn die in deze les wordt afgebeeld, is gebaseerd op de Sonorawoestijn in het zuidwesten van de Verenigde Staten.
- Hoewel alle woestijnen zeer droge omgevingen zijn, zijn ze niet allemaal extreem heet in de zomer zoals de Sonorawoestijn.
- Sommige woestijnen, bijvoorbeeld op Antarctica, zijn het hele jaar door juist koud.
- In de Verenigde Staten vind je een breed scala aan andere habitats, waaronder moerasgebieden, graslanden, bossen en toendra's.
- Voorkennis opbouwen - Dieren in hun habitats: Deel informatie, afbeeldingen en definities met behulp van je belangrijkste wetenschappelijke materialen.
- Een habitat is een wilde plek waar een dier of een plant leeft.
- Elke diersoort of plant is aangepast om te overleven in een bepaalde habitat. Zo'n dier of plant kan meestal niet zo goed overleven in een andere habitat omdat daar niet aan bepaalde behoeften wordt voldaan.
- Een argument ondersteunt een bewering over iets dat in de natuur gebeurt (bijvoorbeeld: woestijndieren kunnen vele dagen zonder water overleven). Het moet bewijs bevatten zoals redenen, gegevens zoals feiten en/of een model dat waarnemingen aantoont.
- Belangrijkste begrippen: habitat, overleven, aangepast, woestijn
- Bouw- en programmeerervaring: Bekijk de suggesties in het lesplan. Voor deze les kun je ook:
- De oefenactiviteit De motor in het menu Starten van de SPIKE app doorlopen.
- De sectie Motorblokken van het menu Help > Woordblokken in de SPIKE app gebruiken voor extra ondersteuning.
- Materialen: Zoek bronnen en afbeeldingen die geschikt zijn voor de leeftijd van je leerlingen over verschillende Noord-Amerikaanse habitats en de dieren die er leven. Zoek online naar habitats in Noord-Amerika. Kijk bijvoorbeeld op websites van natuurhistorische musea, dierentuinen en atlassen. Je kunt eventueel knutselspullen verzamelen die je leerlingen kunnen gebruiken om hun habitatmodellen te verbeteren.
DEEL A (45 minuten)
Activeren
(Hele klas, 10 minuten)
Introduceer de hoofdpersoon/hoofdpersonen van het verhaal en de eerste uitdaging: Sofie, Daniel, Maria en Leo zijn in een woestijn. Ze vragen zich af hoe de dieren en planten overleven op een plek waar het zo droog is.
DENKEN: Breng een korte bespreking van het lesonderwerp op gang, eventueel met behulp van gevonden afbeeldingen en de verhaalafbeelding.
- Wat is een habitat? (Een habitat is een wilde plek waar een dier of een plant leeft. Deze biedt het voedsel, water en onderdak dat een plant of een dier nodig heeft, evenals ruimte voor het dier om te bewegen. Onderdak is bijvoorbeeld een plek voor dieren om zich te verstoppen voor roofdieren, om koel of juist warm te blijven, of om hun jongen groot te brengen.)
- Hoe is het in een woestijn? (Alle woestijnen zijn droog. Sommige zijn het hele jaar door heet en andere zijn een deel van het jaar of het hele jaar door koud.)
- Hoe overleven woestijndieren en -planten? (Mogelijke antwoorden: Sommige dieren kunnen lange tijd zonder water leven. Cactussen slaan water op en hebben een wasachtige laag om waterverlies te voorkomen. Sommige dieren blijven onder de grond als het te warm of te koud is. Andere dieren hebben een lichtgekleurde vacht die hen koeler houdt.)
- Hoe zit het met andere habitats? (Dieren en planten zijn aangepast om te overleven in hun habitat.)
Kies de woestijn of een andere habitat. Je gaat in een groep aan de slag om te laten zien hoe dieren en planten in die habitat zijn aangepast om daar te leven.
Geef elke groep een SPIKE Essential Set en een apparaat.
Onderzoeken
(Kleine groepjes, 25 minuten)
Maak je leerlingen duidelijk dat ze elk model dat ze maar willen kunnen ontwerpen en bouwen in deze les. Benadruk dat er niet één juist model is.
Laat leerlingen:
- Werken in groepjes van vier om de habitat te plannen die ze gaan presenteren en de planten en dieren te kiezen die ze gaan bouwen, inclusief schetsen als ze willen.
- Werken in paren om een model te BOUWEN van één dier dat in de geplande habitat leeft. Begeleid de paren zodat hun modellen verschillende dieren laten zien, maar wel allemaal op een vergelijkbare schaal zijn gebouwd.
- Het model van hun dier PROGRAMMEREN met een motor om op de een of andere manier te bewegen.
Brainstorm samen over manieren om LEGO® elementen en motors te gebruiken om een dier te bouwen dat beweegt. Zo kan een dier bijvoorbeeld lopen, met zijn staart bewegen, zijn mond open en dicht doen, etc.
Laat de leerlingen halverwege de werktijd ideeën uitwisselen volgens een vertrouwde routine in de klas en geef ze vervolgens de tijd om hun modellen aan te passen met inspiratie uit de zojuist gedeelde ideeën.
Uitleggen
(Hele klas, 10 minuten)
Laat leerlingen bij elkaar komen om hun ideeën met elkaar te delen.
Laat elke groep hun modellen en habitatontwerpen gebruiken om het volgende te demonstreren en uit te leggen:
- Hoe hun habitat eruitziet.
- Welke dieren ze voor de habitat hebben gebouwd.
- Welke lichaamsdelen (zoals een lichtgekleurde vacht) of gedragingen (zoals alleen 's nachts naar buiten komen) het dier helpen om in die habitat te overleven.
Vraag je leerlingen hoe ze hun model hebben aangepast om de prestaties ervan te verbeteren.
Laat de leerlingen hun gedeeltelijk voltooide modeldieren intact houden voor Deel B.
DEEL B (45 minuten)
Uitleggen
(Hele klas, 5 minuten)
- Herhaal de stappen uit Deel A — Uitleggen om extra groepen hun leerproces te laten demonstreren en uitleggen.
Uitbreiden
(Hele klas, 30 minuten)
Laat leerlingen:
- (15 minuten) In hun groepen uit Deel A werken om de habitat die ze hebben ontworpen (in het gedeelte Onderzoeken) voor hun dieren te bouwen. Ze kunnen naast LEGO® elementen ook knutselmaterialen gebruiken.
- (10 minuten) Kort hun voltooide habitat voor de klas presenteren, waarbij ze een argument formuleren en ondersteunen voor hoe en waarom de dieren in die habitat zijn aangepast om daar te leven. De ondersteuning moet bewijs bevatten, zoals redenen.
(5 minuten) Laat de leerlingen kennis, ideeën of vaardigheden delen die:
- hebben geholpen om de uitdaging te voltooien.
- ze al doende hebben geleerd.
Vraag je leerlingen om de sets en werkplekken op te ruimen.
Evalueren
(Hele klas, 10 minuten)
- Stel sturende vragen om leerlingen aan het denken te zetten over hun beslissingen tijdens het bedenken, bouwen en programmeren.
Observatiechecklist
Neem de belangrijkste leerdoelen door (vak Ondersteuning voor de leraar ).
Gebruik de checklist om de voortgang van de leerlingen te observeren:
- Het habitatmodel dat ze hebben gebouwd is op de juiste schaal en geschikt voor de door hen gekozen dieren.
- Hun diermodel heeft bewegende delen en laat zien hoe het zich heeft aangepast aan de habitat.
- Ze hebben bewijs uit hun model en habitat gebruikt om een argument te formuleren over hoe hun dier is aangepast om daar te overleven.
Zelfevaluatie
Laat alle leerlingen een steen kiezen die volgens hen het best hun prestatie weergeeft.
- Blauwe steen: Met een beetje hulp kan ik instructies opvolgen om een programma te maken.
- Gele steen: Ik kan instructies opvolgen om een programma te maken.
- Groene steen: Ik kan instructies opvolgen om een programma te maken en ik kan een klasgenoot hierbij helpen.
Feedback met klasgenoten
Laat de leerlingen in kleine groepjes bespreken hoe ze de samenwerking hebben ervaren.
Moedig ze aan om hun boodschap als volgt te verwoorden:
- ik vond het leuk dat je...
- Ik zou graag willen weten hoe je...
Differentiatie
Vereenvoudig deze les door:
- Eén bekende habitat kiezen en alle groepen daar dieren voor laten bouwen.
Verhoog de moeilijkheidsgraad door: - Leerlingen de mogelijkheid geven om hun dier aan te passen om te overleven in een andere habitat die door een andere groep is gebouwd of om naast dieren ook planten te bouwen voor de oorspronkelijke habitat.
Verlenging
- Laat leerlingen een verhaal schrijven waarin hun dier naar een andere habitat wordt getransporteerd en te maken krijgt met een nieuwe omgeving waarvoor het niet goed is aangepast. Moedig ze aan om hun verhaal realistisch te maken door details uit onderzoek of habitatmodellen van hun klasgenoten te gebruiken.
Als je de leerlingen hiermee aan de slag laat gaan, duurt de les langer dan 45 minuten.
Ondersteuning voor de leraar
De leerlingen:
- Bouwen een model van een dier met bewegende delen die zijn aangepast aan een bepaalde habitat.
- Maken een habitatmodel voor hun dier.
- Gebruiken hun model als bewijs om aan te tonen hoe het dier goed is aangepast om te overleven in deze habitat.
(één per twee leerlingen)
- LEGO® Education SPIKE™ Essential Set
- Apparaat met de LEGO Education SPIKE app
- Zie Voorbereiden - Materialen.
Kerndoelen PO
Natuur en Techniek
- De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. (KD 40)
- De leerlingen leren bij producten uit hun eigen omgeving relaties te leggen tussen de werking, de vorm en het materiaalgebruik. (KD 44)
- De leerlingen leren oplossingen voor technische problemen te ontwerpen, deze uit te voeren en te evalueren. (KD 45)
Taal
- De leerlingen leren zich naar vorm en inhoud uit te drukken bij het geven en vragen van informatie, het uitbrengen van verslag, het geven van uitleg, het instrueren en bij het discussiëren. (KD 2)
Rekenen
- De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken. (KD 23)
21e Eeuwse vaardigheden
Computational thinking
- De leerlingen leren modulaire programma’s te ontwerpen, schrijven en evalueren.
- De leerlingen leren een programma testen, fouten vinden en deze oplossen.
Wetenschap en Technologie
- De leerlingen ontwikkelen een nieuwsgierige, exploratieve houding.
- De leerlingen ontwikkelen kennis en inzicht over onderwerpen uit hun leefwereld.
- De leerlingen leren onderzoeken en ontwerpen.
- De leerlingen leren prototypes ontwikkelen, testen en verfijnen als onderdeel van een ontwerpproces.
Uitbreiding
Taal
- De leerlingen leren naar inhoud en vorm teksten te schrijven met verschillende functies, zoals: informeren, instrueren, overtuigen of plezier verschaffen. (KD 5)
Materiaal voor de leerlingen
Leerlingenwerkblad
Downloaden, bekijk of deel als online HTML-pagina of als een afdrukbare pdf.